Schitterende mislukkingen

De foto’s in het eerste rijtje zijn prints van negatiefjes op 127-mm kleinbeeldformaat . Ze maakten zeer waarschijnlijk deel uit van een serietje rond een rollenspel. Ik heb soortgelijke opnamen van dezelfde vrouw in andere kleding en poses, maar gefotografeerd in omstandigheden die er eveneens op wijzen dat er storytelling mee werd bedreven. Mogelijk waren ze bedoeld voor publicatie in een ranzig seks- of misdaadblaadje, mogelijk ook bedachten de amateurfotograaf en zijn vrouw strikt voor hun eigen genoegen scènes als die hierboven. Ik kocht ze in Engeland en, gelet op het tv-kastje, zullen ze uit de vroege jaren zestig dateren.

De kwaliteit van zowel de negatiefjes als de afdrukken is van dien aard dat ik er op de expositie in de Kunsthal in elk geval niets mee kan. Los nog van het feit dat ze technisch en esthetisch onder de maat zijn, betreft het bovendien nog een setje dat een eigen bijschrift zou behoeven. Op zich geen probleem, maar zoals het er nu naar uitziet word ik straks geacht per thema een algemenere tentoonstellingstekst aan te leveren, zonder dat daarin steeds kan worden ingezoomd op curiosa als deze.

In het bijbehorende boek is daar natuurlijk wel ruimte voor. Ik ben nog altijd druk in onderhandeling om het toch – en op tijd – gepubliceerd te krijgen, en de vooruitzichten zijn niet helemaal ongunstig. Kom ik eerdaags wel weer wat uitgebreider op terug.

De vroeg twintigste-eeuwse negatieven uit het middelste rijtje bleken ook niet dusdanig te restaureren dat ze puntgave prints opleveren, maar mijn verzamelaarshart smelt toch wel van dit beeldrijmpje. Hoewel het absoluut niet mijn bedoeling is om alle bijeengebrachte foto’s voor zowel de tentoonstelling als het boek met photoshop of andere middelen op te (laten) pimpen, kan ik me voorstellen dat enige editing wel van pas komt bij de gereproduceerde opnamen van glasplaten, negatieven en dia’s die in groot formaat aan de vintage afdrukken worden toegevoegd.

De laatste foto komt van zo’n glasplaatnegatief, en daarin heeft de fotograaf (dan wel zijn model of iemand anders) zelf bewust de hand gehad in de beschadiging ervan. Hij deed dat op dezelfde manier als de roemruchte Amerikaanse fotograaf E.J. Bellocq (of, opnieuw: iemand die zijn werk onder ogen kwam) dat menigmaal deed: door het gezicht van een afgebeelde vrouw weg te krassen.

Ik zal tezijnertijd nog wel eens wat schrijven over deze Bellocq, uit wiens oeuvre ik een paar fotogravures heb, maar google ‘m en je treedt een strijdperk binnen waarin nu al vijftig jaar lang door kunst- en fotohistorici, feministen, schrijvers, filmers en andere vorsers wordt gekissebist over de ‘kwestie Bellocq’.

Was hij als veronderstelde hoerenloper zelf de man die de prostituées die hij in New Orleans bezocht op zijn foto’s onherkenbaar maakte? Waren het de dames die op deze manier ingrepen als ze hun portretten eenmaal te zien kregen? Waren het zijn erven die aldus uit de problemen wensten te blijven?

Het is overigens nog maar één los eindje in het mysterie én de discussie rondom de persoon Bellocq. Waar hij in romans, poëzie, films en museale presentaties is bewierrookt als een soort Vincent van Gogh van zijn era (begin twintigste eeuw), krijgt hij in het huidige politiek-correcte tijdperk ook de wind vol van voren van feministen die hem als een fotografisch roofdier en een misbruiker van weerloze vrouwen wegzetten.

Portret van E.J. Bellocq