De onbegrijpelijkste foto tot nu toe

Een van mijn goede voornemens op deze site is om over blootfotografie te kunnen schrijven zoals Hans Dorrestijn dat in zijn boeken doet over vogels. Hij hoeft bij wijze van spreken maar een kraai te spotten of in zijn hoofd begint ook meteen van alles te fladderen en te klapwieken.

Een minder indirecte inspiratiebron voor dit project is Johan de Vos, een verzamelaar en gewezen kunstacademie-directeur uit Vlaanderen die ik halverwege de jaren negentig voor de Volkskrant vroeg om aan de hand van ingezonden lezersbijdragen een wekelijkse rubriek over amateurfoto’s te verzorgen (De allermooiste foto van de wereld).

Johan had kort daarvoor mijn vroegste interesse voor het genre van de blootfotografie  gewekt met een verhaal in zijn boek Nogal onfatsoenlijk maar zeker verleidelijk, waarin hij zijn gedachten de vrije loop liet bij een op de rommelmarkt gevonden portret van een middelbare vrouw. Zij is gekleed in het uniform van een huisbediende, een sexy pakje waaronder ze overduidelijk bloot is, en komt op de foto besmuikt lachend aanzetten met een dienblaadje met twee drankjes voor de man met de camera en haarzelf.

Johan schreef er zoiets bij als dat dit een van de allerzeldzaamste foto’s was die je als verzamelaar kon opduikelen, omdat huiselijk privébloot nou eenmaal niet of zeer per ongeluk aan de openbaarheid werd prijsgegeven. Slechts met een boel mazzel stuitte hij af en toe op een handelaar die in een weggestopte doos in zijn marktkraam nog iets van deze gading kon aanbieden – en dat dan volgens Johan de Vos per definitie voor véél geld.

Ik vermoed dat het die foto en het bijbehorende stukje van Johan zijn geweest die mijn nieuwsgierigheid naar het universum van de blootfotografie in huis, tuin, bed, strand & keuken hebben aangefakkeld. Vervolgens duurde het nog wel een jaar of twintig voordat ik mijn eerste portret in dat genre op de kop tikte, maar toen had ik de smaak ook definitief te pakken.  In hoog tempo groeide mijn eigen collectie naar de ongeveer 200 foto’s die zij inmiddels telt.

In de tussentijd kregen ook de hierboven aangestipte goede voornemens meer vorm. Ik zou niet alleen een manhaftige poging gaan doen om al dat beeldmateriaal in onderscheidenlijke periodes en stijlen te rubriceren, maar er bovendien à la Dorrestijn of à la Hans Aarsman heel eigen stukjes bij gaan typen waarin de geest zogezegd mocht waaien. Wat ik me daarbij op de hals heb gehaald, kan bovenstaande foto verduidelijken.

Verzamelen is één ding, je licht laten schijnen over een portret als dit een ander. De journalist in mij zou graag in één rechte streep van haar pumps naar haar schouderbladen willen navigeren, om dan in hooguit tweehonderd woorden met een passende verklaring van de bedoelingen van de maker klaar te zijn. Maar ik vrees dat op deze foto alleen een grote fantast dan wel een behendige literator kan worden losgelaten. Ik schiet vooralsnog tekort in het duiden van de aanwezigheid van die twee tennisrackets in het bijzonder, en de erotische lading van de foto in het algemeen.

Nee, ho! Gebruikte ik in mijn eerste zinnen nog volstrekt onbewust de woorden  ‘vogels’, ‘fladderen’ en ‘klapwieken’, nu verbind ze al starend naar deze foto godsamme ineens met een mogelijke oplossing van het raadsel. Zien we een vogel met gespreide vleugels, en symboliseert het blad van het tennisracket het opstapje naar haar nest? En staat het badmintonracket waarvan alleen de steel (of hoe heet zo’n ding?) in beeld is gebracht voor de boom waarin deze vogel woont?  Of heb ik nou al te veel in Dorrestijn gelezen?